26 februari 2020
Laat af.
Laat af.
Gelijk een menigte van stroomen
Zich uitstort in de zee,
Zoo is der wereld drijven
Gekomen tot mij.
Een ontzaglijk verlangen
Werd in mij levend.
Pijnende liefde
Verzengt mijn hart,
Een brandend begeeren
Overweldigt mij gansch.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van uw wisselende smarten,
Van uw vergaande liefde.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw kleine godheden,
En hun verklaarders.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw vervlietende hartstochten,
En hun vergank’lijke triomfen.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw kerker der smart,
En die hem bewaken.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw wilde verlangst,
En haar stuipen des doods.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van al valschheid,
En wat u keetent daaraan.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw geknield aanbidden,
En Uwer droeve handen smeeking,
De tempelmuren vallen.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Want alles vergaat,
Hoezeer Uw zoete tranen,
Herinnering verwisschen.
Ik vond den weg.
In ban leef ik
Van laaiend begeeren,
Om U te bevrijden
Uit uw gevang,
Want ik vond den weg.
De vogel zweeft in zijn vlucht,
En zijn lied vervult mijn hart,
Het wijsche sterreland,
De matelooze ruimte,
Omvat mij.
Uw minnaar ben ik.
Ik ben uwe meester,
Verzaak het al
En volg mij,
Want mijn weg
Is de weg der Bevrijding.
Laat af,
Laat af,
Beminde,
Zit neven mij;
Ik wijze U
Naar Geluk den weg.
Uit:
De Ster, No. 1
1e jaargang, Jan. 1928
Officieel orgaan van de Orde van de Ster
Geautoriseerde uitgave
Deel 2 van ‘Drie verzen’ door Krihnaji (oorspronkelijke titel Come Away), in het Nederlands vertaald door Karel Wasch.
Gelijk een menigte van stroomen
Zich uitstort in de zee,
Zoo is der wereld drijven
Gekomen tot mij.
Een ontzaglijk verlangen
Werd in mij levend.
Pijnende liefde
Verzengt mijn hart,
Een brandend begeeren
Overweldigt mij gansch.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van uw wisselende smarten,
Van uw vergaande liefde.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw kleine godheden,
En hun verklaarders.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw vervlietende hartstochten,
En hun vergank’lijke triomfen.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw kerker der smart,
En die hem bewaken.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw wilde verlangst,
En haar stuipen des doods.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van al valschheid,
En wat u keetent daaraan.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Van Uw geknield aanbidden,
En Uwer droeve handen smeeking,
De tempelmuren vallen.
Ik vond den weg.
Laat af,
Laat af,
O Wereld,
Want alles vergaat,
Hoezeer Uw zoete tranen,
Herinnering verwisschen.
Ik vond den weg.
In ban leef ik
Van laaiend begeeren,
Om U te bevrijden
Uit uw gevang,
Want ik vond den weg.
De vogel zweeft in zijn vlucht,
En zijn lied vervult mijn hart,
Het wijsche sterreland,
De matelooze ruimte,
Omvat mij.
Uw minnaar ben ik.
Ik ben uwe meester,
Verzaak het al
En volg mij,
Want mijn weg
Is de weg der Bevrijding.
Laat af,
Laat af,
Beminde,
Zit neven mij;
Ik wijze U
Naar Geluk den weg.
Uit:
De Ster, No. 1
1e jaargang, Jan. 1928
Officieel orgaan van de Orde van de Ster
Geautoriseerde uitgave
Deel 2 van ‘Drie verzen’ door Krihnaji (oorspronkelijke titel Come Away), in het Nederlands vertaald door Karel Wasch.