Het Roode Lampje — zoo genoemd naar 't lampje boven 't altaar — is een een zeer belangrijk document voor een goed begrip van het proces, dat de schrijver van De Kleine Johannes en Lioba en De Broeders heeft moeten doormaken, eer hij zijn Credo uitsprak. Hij noemt het zelf Signifische Gepeinzen. Voor degenen, die het nog niet weten mochten, is de leer der significa de leer van de (eigenlijke) beteekenis der woorden. Ik kan hier in deze kolommen niet over uitweiden en verwijs alleen maar even naar werken en opstellen hierover van mr. Jacob Israël de Haan, Lady Victoria Welby, Fritz, Mauthner, Mannoury, e.a. Het is niet zoo geleerd als het wel lijkt. leder, die een woord uitspreekt ais bv. Liefde, Geloof, Hoop, of al bijna doodgesproken gemeenplaatswoorden ais Zelfbestemmingsrecht, Volkenbond. Volkenrecht, enz. en zich eens even afvraagt: Wat bedoel ik hier nu eigenlijk mede? is al een significus in wording.
In het Roode Lampje doet van Eeden niet anders. Het is voor een deel geschreven in de eenzaamheid van het Benedictijner klooster te Oosterhout, tijdens een retraite (hetzelfde, waarin hij nu gedoopt is), en hij behandelt er o.a. „signifisch” (vertaal dit gerust met „wat betekent dit nu eigenlijk?") de verschillende artikelen der Katholieke geloofsbelijdenis in. „Veel te lang hebben we ons tevreden gestald met holle klanken en ijdele geluiden", zegt hij er in. „Laat ons eindelijk weten wat wij doen, als we spreken."
Het Vaderland, 05-03-1922