“De wereld om mij heen wordt steeds meer geconstrueerd, steeds minder lijkt zij op een ruisende boom, steeds meer op een badkamer. Een afstotende reinheid, blinkende gladheid van email en metaal, alles koud en logisch, mooie kranen langs een glanzende badkuip, maar – zoals iemand treffend heeft opgemerkt, ik meen in Kultura – baden in zo’n badkuip is iets anders dan een bad in het meer.”
Uit Uit het dagboek van Witold Gombrowicz (Dziennik), vertaling uit Duitse en Franse edities door Paul Beetz.
In zijn dagboeknotities fileert Gombrowicz zijn eigen gedachten en motieven op een manier die zowel misselijkmakend als jaloersmakend is. Persoonlijk vind ik het een van de belangrijkste boeken die ik in jaren gelezen heb. De hoogste tijd om dus veel meer van deze auteur te lezen.
“Mijn mens wordt immers van buitenaf gevormd, hij is naar zijn wezen niet authentiek, steeds ‘niet-ik-zelf’, want de vorm die tussen de mensen geboren wordt bepaalt hem. Zijn ‘ik’ wordt daarom gevormd in die ‘tussenmenselijkheid’. Een eeuwige toneelspeler, maar een natuurlijke toneelspeler, want de kunstmatigheid is hem aangeboren, zij is het kenmerk van zijn menselijkheid – mens zijn betekent toneelspeler zijn – mens zijn betekent een mens spelen – mens zijn is ‘zich gedragen’ als een mens, zonder dat men in de diepte zelf mens is – mens zijn is het mensdom reciteren.”
Dat laatste fragment verwijst naar Ferdydurke, dat dus als volgende op m’n leeslijst staat. Ik ben voorbereid, want “Ernstige literatuur is er niet om het leven te verlichten, maar om het te verzwaren”, zoals de man zelf schrijft.