In den loop van 1917 is op groote schaal in het vliegkamp te Soesterberg benzine gestolen. Zooals bij de behandeling van verschillende zaken voor den Krijgsraad te Arnhem bleek, werd door de manschappen van het vliegkamp vrij openlijk in benzine gehandeld. Toen de schaarschte aan benzine steeds grooter werd, verkochten de soldaten vrij groote quantums tegen goede prijzen. Zekere G.R., handelaar te Zeist, kocht meermalen van deze benzine, om ze dan weer met een flinke winst van de hand te doen, vaak, na ze gemengd te hebben met minderwaardige stoffen.
In den loop der maand Juni had ook de heer M. J. baron van P. te Arnhem, kapitein van het vrijwillig automobielcorps, en als zoodanig belast met het toezicht op het gebruik van benzine bij de 2de divisie, gebrek aan benzine.
Zijn chauffeur Van B. wist wel een adres om nog aan benzine te komen. Hij vroeg toen den bovengenoemden G.R. te Zeist of deze nog leveren kon. Deze beloofde, 300 L. te zullen leveren tegen f 2,20 per liter. Aan het station te Arnhem bracht de chauffeur baron van P. in kennis met den handelaar R. en de koop werd definitief gesloten, R. kreeg een gedeelte van de koopsom in contanten vooruit ca voor de rest een cheque.
Na eenigen tijd werd de benzine per auto naar „De Lange Hut" onder Arnhem gebracht. De handelaar R. verklaarde nu voor den Krijgsraad, dat bij de aflevering baron van P. en de chauffeur met eenige anderen aanwezig waren.
De benzine werd overgegoten in een vat, dat in den grond gegraven was. Bij het overgieten merkte de chauffeur op, dat de benzine zoo stonk. Hij liet baron van P. ruiken. Deze constateerde eveneens den stank en vroeg of ze wel goed was.
Getuige antwoordde toen: Ze komt uit het vliegkamp. Ik koop ze van de soldaten voor f 1.50 per liter. Niettegenstaande de voorzitter hem op den ernst van deze verklaring opmerkzaam maakt, blijft getuige er bij, dat de zaak zich zoo heeft afgespeeld. Ook de chauffeur wist zeer goed, dat de benzine uit het vliegkamp kwam. Bij deze partij waren 3 bussen zuivere benzine uit 't vliegkamp.
Getuige erkent, dat hij wegens heling tot 3 maanden gevangenisstraf is veroordeeld.
Beklaagde baron Van P. gaf aan getuige daarop een cheque, om nog een voorraad benzine te leveren. Deze levering heeft niet plaatsgehad.
Beklaagde noemt het verhaal van den get. een leugen.
Get. v. B., chauffeur, thans in militairen dienst, bevestigt de verklaringen van den vorigen getuige voor zoover het gebeurde tot aan de aflevering betreft. Wat er toen gesproken is, weet hij nu niet meer.
Getuige J. Zoete, rijksveldwachter te Zeist verklaart, dat hij destijds o. m. getuige Van B. heeft gehoord, die hem toen dadelijk verklaarde, gehoord te hebben een gesprek als door den getuige R. vermeld. Op verzoek van Van B. is hij later nog bij hem terug geweest. Hij meende toen, dat zijn verklaring eenigszins anders moest zijn. Nadat getuige hem er op gewezen had, dat hij volkomen vrij was in zijn verklaring en hij niets dan de waarheid moest zeggen, antwoordde Van B.: Laat het dan maar staan.
Get. v. B. erkent dit. Hij zegt nu, dat hij toen al niet zeker was, dat de woorden gebruikt waren.
Getuige wordt nogmaals gewezen op zijn vreemde houding, terwijl getuige R. hem onder het oog brengt, dat hij staat te liegen, doch getuige blijft er bij, dat hij niet meer weet, wat er gesproken is.
Beklaagde handhaaft zijn verklaring, dat hij het vermelde gesprek niet gevoerd heeft en dat hij niet geweten heeft, dat de benzine gestolen was.
De waarnemende auditeur militair, mr. Van Oosten Slingeland, vraagt schorsing van de verdere behandeling, om eerst te doen onderzoeken, of getuige v. B. zich aan meineed schuldig heeft gemaakt.
De verdediger, mr. H.P. de Wilde, verzet zich daartegen, omdat z.i. het resultaat van dat onderzoek negatief zal zijn, bovendien meent hij zelfs, wanneer get. v. B. positief was in zijn verklaring, de bekl. toch zal worden vrijgesproken.
Na in raadkamer te hebben beraadslaagd, gelast de Krijgsraad, dat met de behandeling der zaak zal worden voortgegaan. De waarnemende auditeur militair, requisitoir nemend, wijst er op, dat niet alleen uit de verklaring van get R. en uit die van v. B. zooals hij aanvankelijk heeft afgelegd, maar ook uit die van andere personen, die bij de aflevering tegenwoordig waren, een gesprek is gehoord, waarin over het vliegkamp werd gesproken.
Spreker meent dan ook, dat een strenge straf moet worden opgelegd en daar R. tot 3 maanden is veroordeeld wegens heling, zal ook beklaagde tot een gelijke straf moeten worden veroordeeld.
Eisch: 3 maanden gevangenisstraf.
De verdediger, mr. H. P. de Wilde, wijst er allereerst op, dat de get. R. een volkomen onbetrouwbaar persoon is; niet alleen, dat hij door zijn handelwijze diefstal bevorderde, waarvoor hij dan ook tot 3 maanden gevangenisstraf veroordeeld is, maar ook heeft hij zich op allerlei wijze aan bedrog schuldig gemaakt, door tegen duren prijs benzine te verkoopen, die voor het grootste deel water was, of zoodanig met allerlei bestanddeel vermengd, dat zij vrijwel waardeloos was. Veel waarde kan er dan ook aan de verklaring van dezen getuigen niet gehecht worden. Bovendien is ook deze getuige niet consequent in zijn verklaringen, die verder niet bevestigd worden.
Pleiter vraagt ten slotte vrijspraak.
De Krijgsraad sprak baron Van P. ter zake heling van in Soesterberg gestolen benzine vrij.