11 juli 2012

«Het Neger-Hollandsch op de Deensche Antillen»


WETENSCHAP EN KUNST.
 Vrijdagavond heeft de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden weder de eerste harer maandelijksche vergaderingen gehouden.
 Na afloop van de huishoudelijke werkzaamheden hield Dr. D. C. Hesseling, te Leiden, eene voordracht over «het Neger-Hollandsch op de Deensche Antillen».
 Hoewel deze eilanden nooit aan Nederland hebben behoord, was in de 17e en 18e eeuw onze taal aldaar de meest verspreide. Naast het Nederlandsch was er echter uit den omgang der planters met hunne slaven een eigenaardig Neger-Hollandsch in gebruik gekomen, dat nog heden niet geheel is uitgestorven.
 In dit Kreoolsch zijn op het einde der 18de en in het begin der 19de eeuw een klein getal geschriften ontstaan, welke deze taal vrij volledig leeren kennen.
Het zijn vertalingen van het Nieuwe Testament, door Deensche en Duitsche zendelingen, onafhankelijk van elkaar, bewerkt; eenige boekjes ten gebruike bij het godsdienstonderwijs; en een paar spraakkunsten, welke tevens samenspraken en eene verzameling van spreekwoorden bevatten.
 Deze literatuur is, toen in de 19de eeuw het Engelsch ook hier de algemeene taal werd, in volslagen vergetelheid geraakt, zoodat buiten deze eilanden zelfs het bestaan van het Neger-Hollandsch zoo goed als geheel onbekend werd. De geschiedenis van het Neger-Hollandsch en de wijze, waarop het ontstaan is, werden door spreker behandeld. Uit de teksten deelde hij verschillende proefjes mede. Ten slotte vergeleek hij dezen uitlooper van onze taal met het Afrikaansch en wees op de punten van overeenkomst en van verschil, welke tusschen beide gemengde talen zijn op te merken.


Uit:
Het nieuws van den dag : kleine courant
10-10-1904