18 december 2012

Arnhemseweg, Zevenaar

Hier rust Julia Cohen. Overleden 26 kislev 5692, 9 december 1931. Zij ruste in vrede. Joodse begraafplaats, Arnhemseweg, Zevenaar. Foto genomen 16 december 2012
(Foto december 2012)

Website Joods Historisch Museum:

Op een joodse begraafplaats geldt 'eeuwige grafrust'. Dit betekent dat de graven ongemoeid gelaten moeten worden en slechts bij uitzondering, als de overheid dit eist, verplaatst mogen worden. Een uitzondering geldt voor herbegraven in Israël.

Het jodendom kent meerdere namen voor begraafplaats, waaronder Bet Chajiem (huis van het leven), Bet Olam (huis van de wereld) en Bet Kevarot (huis der graven). Het voorschrift, dat begraafplaatsen niet geruimd mogen worden heeft tot consequentie dat ze meestal een eind buiten de stad liggen.

Op een asjkenazische begraafplaats vindt men voornamelijk staande grafstenen. Deze hebben of alleen een Hebreeuwse tekst of zowel Hebreeuws als de landstaal. Sefardische joden hebben een voorkeur voor liggende stenen. De grafteksten waren vroeger vaak in het Portugees, nu is Hebreeuws of de landstaal gebruikelijker.

Op de graven laat men vaak een klein steentje achter, als teken dat men op bezoek is geweest. Dit gebruik is in betekenis vergelijkbaar met de gewoonte bij niet-joden om bloemen neer te leggen.

--

Zie ook Jacques Perkstraat, Zevenaar






Jacques Perkstraat, Zevenaar

(Foto december 2012)

Website Joods Historisch Museum:

Vanaf de dertiger jaren van de zeventiende eeuw woonden er joden in Zevenaar. In 1640 namen zij een begraafplaats in gebruik buiten de Bleeckse Poort. De eerste joden van Zevenaar waren werkzaam als vleeshouwer en als hooihandelaar.

De joodse gemeente organiseerde zich pas in de negentiende eeuw. Aanvankelijk kwamen de Zevenaarse joden voor hun godsdienstoefeningen bijeen in het nabijgelegen Didam, vanaf 1833 hadden zij de beschikking over een synagoge aan de Grietsestraat. Tussen 1861 en 1891 werden de doden begraven op een gedeelte van de Algemene Begraafplaats aan de J. Perkstraat. Daarna werd aan de Arnhemseweg een nieuwe begraafplaats gekocht.

Naast een kerkbestuur, dat verantwoordelijk was voor de armenzorg, waren er in Zevenaar enkele genootschappen, die zich bezighielden met zorg voor begrafenissen, Torastudie en het onderhoud van de synagoge. Daarnaast was er een vrouwengenootschap en een jongerenvereniging. In 1875 werd een joodse school opgericht. Handel, vleeshouwerij en veevervoer waren de meest voorkomende beroepen onder de joden van Zevenaar.

Tegen het begin van de twintigste eeuw begon het ledental van de joodse gemeente langzaam af te nemen. De activiteit nam weer toe toen er in de dertiger jaren vluchtelingen uit Duitsland kwamen en een speciaal comité zorg droeg voor hun vestiging elders.

Tijdens de Duitse bezetting is meer dan de helft van de Zevenaarse joden via Westerbork en Vught naar Polen gedeporteerd en daar vervolgens omgekomen. De overigen wisten de bezettingsjaren te overleven door onder te duiken.
De synagoge werd bij een Amerikaans bombardement in 1945 getroffen en werd vervolgens kort na de bevrijding afgebroken. De Torarollen en rituele voorwerpen waren tevoren naar Amsterdam overgebracht.

In 1947 werd de joodse gemeente van Zevenaar bij die van Arnhem gevoegd. Ook de Torarollen en rituele voorwerpen gingen, voorzover zij behouden waren, naar Arnhem.

De twee joodse begraafplaatsen worden onderhouden door de plaatselijke overheid. In 1990 is bij de ingang van het gemeentehuis een monument voor de joodse slachtoffers van de bezetting onthuld.