Soms krijg je de indruk dat heel Nederland eigenlijk een verkapt museum is. Bijvoorbeeld als je een oud Zonneboek vindt. Het Zonneboek was een periodieke uitgave die in de eerste helft van de 20e eeuw verscheen in Nederland. Hoewel er online exemplaren van verschillende jaargangen circuleren (vooral uit de jaren 1930‑1950), is er weinig centrale documentatie.
De afbeeldingen die je hier ziet komen uit het Zonneboek 1933. Deze editie is voor een deel gewijd aan de kunstenaar
Jan Franken Pzn., en in dit nummer gaat het vooral om zijn werk als xylograaf, oftewel houtsnijder. De aanduiding ‘Pzn.’ achter de naam Jan Franken staat voor ‘Pieterszoon’ en was geen officieel onderdeel van zijn naam. Het was een signatuurvorm, een artistieke aanduiding die hem onderscheidde binnen een familie van kunstenaars. Hij signeerde zijn werk vaak met ‘Jan Franken Pzn.’ of ‘Jan Franken Pzoon’ om verwarring te voorkomen met zijn neef (bron:
exlibriswereld.nl).
Het Zonneboek opent met een essay 'De Houtsnijder J. Franken Pzn.' door A. van der Boom, dat wel interessante informatie bevat maar ook die typische geur heeft van rooms-katholieke lectuur uit het interbellum:
Niet het minst belangrijke deel van hetgeen Franken maakte, ontstond ter verluchting van het boek, waarbij hij menigmaal blijk gaf van een uiterst vaardig begrip en een inventief vermogen om den loop van een verhaal door een goed gekozen en uitgewerkt beeld bij den lezer telkens even een bepaald accent te geven. Hij heeft daarbij iets in zijn manier van werken dat ons herinnert aan de oude plaatsnijders uit de late middeleeuwen en de vroege renaissance, die niet onmiddellijk aan de groote kunst, den kosmos of de „waereld‑ziel” – geliefd epitheton onzer hedendaagsche „kunstenaars-van-koninklijken-bloede” – dachten maar veeleer zich toespitsten op het maken van eerlijke, trouwhartige, b r u i k b a r e, werkstukken.

Het Zonneboek 1933 is geïllustreerd met 36 houtsneden die eigenlijk stuk voor stuk de moeite waard zijn. Wat je hier ziet, is dus een subjectieve selectie. De scans zijn niet bewerkt, dus de gelige tint in de houtsneden, die eigenlijk bedoeld zijn als zwart‑wit, is rechtstreeks afkomstig van het papier van bijna honderd jaar oud.
Zonneboek 1933, met houtsneden van J. Franken Pzn. Uitgave van Herwonnen Levenskracht, Utrecht, Instelling van het Rooms-Katholiek Werkliedenverbond.
De bijschriften bij de afbeeldingen zijn in het Zonneboek als volgt:
-
Vignet uit „Vernieuwingen” door H. Roland Holst, uitgave Brusse, Rotterdam, 1929.
-
Mei, 1924.
-
Het Stille Stadje, 1924.
-
Oude Bootwerker, 1925.
-
Sint Augustinus schrijvende..... Illustratie uit „Augustinus” door Louis Bertrand, uitgave Brusse, Rotterdam, 1930.
-
„... in een diep donker bosch.” Illustratie uit „Eindelijk Thuis” door To Hölscher, uitgave Foreholte, Voorhout, 1930.
Houtsnede op omslag gesneden voor deze uitgave door J. Franken Pzn.
Over essayist A. van der Boom, die hierboven wordt aangehaald, is nauwelijks iets terug te vinden. Zijn stijl sluit evenwel duidelijk aan bij het katholieke ideaal van de kunstenaar als vakman in dienst van het hogere, niet als genie in dienst van zichzelf. Impliciet positioneert het essay Franken als een moderne plaatsnijder: iemand die met zijn houtsneden het verhaal ondersteunt, de lezer begeleidt, en zich niet verliest in allerlei kosmische pretenties. Daarmee klinkt ook een subtiele kritiek door op modernistische kunstenaars die zich juist afzetten tegen de traditie. Dit is katholiek kunstdenken op zijn best: vroom, scherp, en doordrongen van onderhuidse polemiek.