22 oktober 2018

De schoonheidsleer en de radio.

[...] hij is genoeg man van smaak om te vinden dat menschen, die geld genoeg hebben en zich met de radio vergenoegen, „blijk geven van smaakvergroving”, en hij vindt dus met mij dat dit radio-genoegen van een grover soort is; hij zegt [...] dat er verschil is tusschen het levende woord en het door de radio vermechaniekte en dat Puccini’s „Tosca” op de radio een „surrogaat” is van de gehoorde en geziene „Tosca”.
Maar kijk, daar gaat het nu juist om! Je kunt den menschen margarine geven in plaats van gezonde en frissche natuurboter, al vind je het jammer dat ze zich daarmee contenteeren moeten, maar kom je op de hoogste goederen der menschheid, dan is surrogaat iets jammerlijks. Als je den mensenchen in plaats van een wetenschappelijk en wijsgeerig gegronde levensleer een laf bijgeloofje geeft; als iemand, inplaats van een mooie zuivere liefde en de overgave-in-liefde te vinden zijn toevlucht moet nemen tot de betaalde liefkozingen van een prostitué.... laat Hoving maar invullen.
[...]
Ik vind de radio goed voor politieke en andere propaganda, voor alles waar het gaat om het begrip, om het verstand [...] maar ik zou wenschen dat alle kunstenaars in ons land, die hun roeping als zoodanig gevoelen, zich verbonden om hun kunst niet aan de radio over te leveren en haar op die wijze te prostitueren en te benadeelen terwille van eenig tijdelijk gewin.


Uit:
De schoonheidsleer en de radio.
Het Nieuwe Leven
Maandschrift onder redactie van Kees Meijer
15e jaarg. afl. 1 - Mei 1929
Het Nieuwe Leven, Maandschrift onder redactie van Kees Meijer, 15e jaarg. afl 1 - Mei 1929