"In 1871 kreeg Duiven een eigen begraafplaats en werd het oostelijk deel ervan bestemd voor de hervormden.
Op 20 februari 1871 schreef de heer J.D.J. van Wijhe die woonde in Groessen, een brief aan de kerkenraad waarin hij zich beklaagde over het feit dat het gemeentebestuur van Zevenaar al enige jaren moeilijk deed over het begraven. Hij vroeg om een plek waar protestanten in de Liemers ongehinderd ter aarde besteld konden worden. De kerkenraad vroeg daarop het gemeentebestuur
‘of leden der Hervormde Gemeente in de Lijmers woonachtig bij voortduring gebruik mochten maken van het gedeelte van de algemene begraafplaats aan de Didamseweg, voor de Hervormde Gemeente bestemd.’
Het gemeentebestuur antwoordde dat voortaan gemeenteleden die tot de burgerlijke gemeente Duiven behoorden daar begraven dienden te worden. De kerkenraad verzocht op 4 mei 1871 het gemeentebestuur van Duiven om een gedeelte van de algemene begraafplaats voor de hervormden te bestemmen. Het gemeentebestuur besliste positief: het oostelijk afgesloten gedeelte werd voor de hervormden bestemd en kon dadelijk in gebruik worden genomen.
Op 30 juni 1874 richtte de kerkenraad een verzoek aan burgemeester en wethouders van Zevenaar een eigen begraafplaats aan de Babberichseweg in te mogen richten. Dit verzoek werd na veel heen en weer geschrijf uiteindelijk op 4 oktober 1877 ingewilligd: de hervormde gemeente mocht het land gebruiken dat in 1673 door Frederik Wilhelm van der Hoeven, ambtman in de Hetter, aan de diaconie was geschonken: ‘den Melatenhoff 84 en daer op staende vervallen huijsken’. Voor het realiseren van de begraafplaats werd een commissie in leven geroepen bestaande uit de heren Johan Willem Coenraad Koch (1825-1913), Frans Karel Jan Pliester (1815-1890) en als voorzitter ds. Fijnebuik. Jonkheer Raphaël A.J.B.H. van Nispen (1835-1885) verzocht de begraafplaats uit esthetisch oogpunt niet in de buurt van zijn woning ‘Huize Sevenaer’ aan te leggen, maar een gedeelte van de algemene begraafplaats te kopen. De kerkenraad bleef bij zijn besluit en liet sloten rondom de bestemde plaats graven, het stuk land ophogen en er een beukenhaag omheen plaatsen. In 1879 werd de begraafplaats in gebruik genomen. In 1943 werd ze uitgebreid, nadat er een ruiling had plaatsgevonden tussen het Loogasthuis en jonkheer Lodewijk J.M. van Nispen van Sevenaer (1867-1949), waarbij het Loogasthuis aan Van Nispen in eigendom overdroeg ‘een perceel grond ter grootte van 0,70.50 kadastraal bekend onder Oud Zevenaar sectie C nr 44’. Bij die gelegenheid werden er enkele ‘schaduwrijke bomen’ geplant. Vanaf de jaren tachtig werden vooral mensen uit de Molukse gemeenschap hier begraven."
Uit:
Sprekende minderheid. Vier eeuwen protestantse geloofsgemeenschap te Zevenaar, Leen den Besten
Uitgave: Cultuurhistorische Vereniging Zevenaar
Zevenaar 2013