05 december 2016

Infeljenza

Vernietiging van een overtuigingsstuk.

Hierna verscheen in de bank der beklaagden de 46-jarige schoenmaker H. De B., wonende te Benschop, die op 11 Februari j.l. aldaar opzettelijk een stuk papier, gelijkende op een Bankbiljet van f 100, doch in werkelijkheid een stuk papier, waarop voorkwamen de woorden „Merk De Nederlandsche Bank", „Dit kistje bevat honderd sigaren. Amsterdam 1 September 1871", en welk stuk door den rijksveldwachter Jan Hordijk in beslag was genomen om voor de rechterlijke macht als overtuigingsstuk te dienen, daar beklaagde door dien beambte verdacht werd met dat stuk oplichting te hebben gepleegd, had beschadigd door het uit de handen van Hordijk te trekken, waardoor het in stukken scheurde. Beklaagde bekende het ten laste gelegde en verklaarde dat de geheele zaak niets dan een grap was geweest. Uit een aardigheid had hij den timmerman Kramer, bij wien hij in 't krijt stond, de „sigarenbon" in betaling gegeven, met de bedoeling om hem later attent te maken op deze beetnemerij, doch toen was hij ziek geworden, zoodat hij aan zijn voornemen geen gevolg meer kon geven, dan nadat de politie reeds in de zaak was gemengd. Hoe hij er toe gekomen was de sigarenbon uit de hand van den veldwachter te trekken, wist hij niet te zeggen. Hij meende, dat zijn doen een gevolg was van zenuwachtigheid door „infeljenza".
Het O. M. eischte tegen beklaagde 14 dagen gevangenisstraf. Mr. Jos. Van Raalte, beklaagde's raadsman, achtte de actie tegen zijn cliƫnt een mislukking en concludeerde tot vrijspraak.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 23-03-1898