[...]
Wanneer iemand na lezing van een gedicht mij naar de beteekenis daarvan vraagt of gaarne leert wat de dichter heeft willen zeggen (alsof dichters ooit iets zèggen), besluit ik daaruit onmiddellijk en op goede gronden dat die iemand, althans tot nader bevel, niet vermoedt waar het in poeticis om te doen is en tot het geslacht der barbaren gerekend moet worden. Want zij die, zònder ervaring of kennis van poëzie, er van nature ontvankelijk voor zijn, zullen nooit zulke nuchtere en onbetamelijke vragen stellen.
--
Fabrieksgeheimen, J. Greshoff
J.L. van Schaik, Beperk. Pretoria
1941