19 april 2013
15 april 2013
12 april 2013
Arnhem in kaart gebracht
"CycloMedia is marktleider in het grootschalig en systematisch in beeld brengen van de omgeving op basis van Cyclorama's (360 graden panoramafoto's) en luchtfoto's."
11 april 2013
Toxopeus spreekt
Staten-Generaal Digitaal
Vaststelling hoofdstuk V (Binnenlandse Zaken) 1961
22ste vergadering -24 november
(pag. 27, Minister Toxopeus)
Wanneer er een gewijzigde militaire veronderstelling komt die wordt niet door mij vastgesteld, moet ik mij als leek op dat terrein toch wel daaraan houden en zeggen: welnu, ik zie op het ogenblik, dat men veronderstelt, dat ons land die en die gevaren wacht. Dan kan ik mij ook niet gedragen naar de gedachte: wat kan de vijand al niet doen en daartegen moet ik alles inrichten, daarop moet ik mij baseren. Dan zal ik mij moeten gedragen naar de veronderstelling van wat de vijand geacht zal kunnen worden werkelijk te doen, en daarvoor zijn anderen aangewezen om dat te beoordelen. Het is weleens prettig om dan maar afgeleid dat beleid te mogen voeren. Mevrouw de Presidente! De geachte afgevaardigden de heren Bakker en Van der Veen hebben ieder op eigen wijze de B.B. eigenlijk afgewezen. De een, de geachte afgevaardigde de heer Van der Veen, ik heb zijn preek, zijn rede, vanmiddag beluisterd, heeft op een gegeven ogenblik gezegd, dat de B.B. een afgod was geworden. Ik zie niets, dat er minder op lijkt dan de B.B. De geachte afgevaardigde de heer Bakker heeft het geworpen over deze boeg en zegt: er is helemaal geen kans op bezetting. Terwijl de een zeide: Beter blo Jan dan do Jan, laat mij maar liever bezet zijn dan dat ik doodga, zeide de ander: Neen, ik ben liever do Jan dan blo Jan, ik wil liever ervoor vechten, maar er is ook in mijn systeem geen enkele noodzaak van een B.B., want er komt immers geen oorlog en er komt geen bezetting, dus, waar maak je je druk over? Mevrouw de Presidente! Ik schaar mij aan de zijde van degenen, die zeggen: liever vechten dan bezet zijn, maar ik schaar mij bepaald niet aan de zijde van degenen, die menen, dat er op dit ogenblik geen enkele mogelijkheid van oorlogsdreiging en van bezet worden van ons land zou bestaan. Ik herhaal, ik geloof, dat het alleen maar verstandig, nuttig en realistisch is voor een ieder om te zeggen: de kansen, die er zijn op dat gebied, zijn er nu een keer en daartegen zal ik mij zo goed mogelijk wapenen. Het is natuurlijk niet doenlijk voor iedereen, en dat wordt ook niet verwacht, een schuilkelder te bouwen tegen atoombomaanvallen van welk kaliber dan ook. Het is wel doenlijk, een zo goed mogelijke organisatie te hebben om, als er wat gebeurt, in te grijpen. Het heeft mij tot vreugde gestemd, dat ik in het algemeen instemming heb gevonden met de reorganisatie, die zich richt op een nieuwe militaire veronderstelling, waarbij wij dus de nieuwe B.B.-gebieden krijgen, minder in getal, met ieder een goede commandopost; de beschermers zijn dan beschermd, zal de geachte afgevaardigde de heer Bakker zeggen, zijn beschermd, maar ze moeten er zijn om de zaken leiding te kunnen geven, en wat de geachte afgevaardigde de heer Beernink betreft, stellig zal door mij worden bezien of in het B-gebied ook niet noodwachtplicht moet worden ingevoerd. Het aantal mensen van de overheidsdiensten is niets verminderd, het aantal commandoposten is wel ver-inderd, het aantal lieden bij de individuele zelfbescherming is wel verminderd. Daar is ook een reorganisatie aan de gang. Het is de overtuiging, dat het mogelijk zal zijn met goede en krachtige voorlichting en het stemt mij tot vreugde, dat de Kamer daarmede in het algemeen instemming heeft willen betuigen van de bevolking te geraken tot een behoorlijke zelfbescherming. Dat het niet een gemakkelijk taak is, moeten wij goed willen verstaan. De geachte afgevaardigde de heer Weijters zei: We kunnen niet meer zitten met een zak zand op zolder, een gasmasker aan een spijker in de keldermuur, enz. Ik herinner mij uit de laatste oorlog, dat wij voor het geval van inslag van brandbommen het advies hebben gehad, misschien zelfs wel het voorschrift, om een laag zand van zekere dikte op de zolderverdieping aan te brengen. Ik herinner mij ook, dat ik bijzonder weinig, ik kan mij er zelfs niet herinneren, personen heb gekend, die ook werkelijk op zolder die laag zand hadden aangebracht. Ik wil hiervoor van de kant van de Kamer toch wel begrip vragen. Wanneer men nu voorlichting gaat geven, die erop gericht is de mensen te leren wat ze moeten doen, als die bommen werkelijk uit de lucht komen vallen, dan moet men ervoor zorgen, dat de mensen het blijven weten en ook werkelijk gaan doen, want anders is het na een jaar uit het geheugen verdwenen en zegt men: Ach, zo belangrijk is het niet. Dat men bij deze voorlichting gebruik maakt van alle organen, die men in de vrije maatschappij ter beschikking heeft, lijkt mij verstandig. Het geeft bovendien een direct contact met de mensen. De moeilijkheid is weleens, dat voorlichting van overheidswege nu eenmaal, zo zijn wij dan ook in Nederland, niet zo vlot erin gaat als de voorlichting, die men uit eigen kring ontvangt. Ten aanzien van de stichting B.B. is mij gevraagd wat ik daarmee ga doen. Er is juist omtrent de voorlichtingstaak van deze stichting in deze nieuwe militaire veronderstelling sprake van reorganisatie. Ik ben met het bestuur van deze stichting in overleg. Ik zou dit overleg gaarne willen beëindigen vóór ik een uitspraak doe en maatregelen neem ten aanzien van de vraag welke positie door Overheid, stichting en andere maatschappelijke organisaties in ons land moet worden ingenomen. De geachte afgevaardigde de heer Ritmeester heeft gevraagd naar de positie van de burgemeesters. Die positie blijft dezelfde, die zij is volgens de Wet bescherming bevolking. De heer Beernink heb ik geantwoord op zijn vraag of het in de bedoeling ligt over te gaan tot invoering van noodwacht-plicht in de B-gebieden. Ik zou ook deze punten wel gaarne in de kamercommissie willen toelichten. Ik geloof, dat dergelijke technische zaken zich het beste voor overleg in die kring lenen, waarbij wij dan ook wat uitvoeriger op ieder onderwerp kunnen ingaan. Verscheidene geachte afgevaardigden, met name de heren Van der Veen en Bakker, toch al geen grote minnaars van de bescherming bevolking, hoewel zij, naar ik hoop niet, maar misschien te eniger tijd de zeer nuttige diensten van dit instituut niet zullen kunnen ontberen, hebben zich uitgelaten over de commandopostoefening in Berg en Dal: Copex. Er is ten tonele gevoerd een juffrouw, die gezegd zou hebben: Ik vond het zo leuk, ik zou het nog weleens willen doen. Betekent dat dan, dat het een nutteloze oefening was, omdat die juffrouw dat in haar enthousiasme aan de journalist heeft meegedeeld, die vroeg: En vond U dat zo naar? Zij antwoordde: Neen, ik vond het heel leuk. Wat is nu het nut van die dingen? Als wij lezen over het de ruimte inschieten van mensen, dan weten wij, dat er nu al allerlei lieden worden getest of zij een dergelijke ruimtevaart kunnen verdragen. Ik heb er al heel wat over gezien en gelezen. U ziet ze in allerlei luchtledige of luchtdichte kamers in allerlei standen opgesloten. Er zullen nu eenmaal niet alleen aapjes of hondjes worden afgeschoten. Men moet deze proeven dus nemen om te weten te komen of de mens deze dingen kan verdragen. Wat men in dit geval heeft willen proberen, is of degenen, die dit t.z.t. wellicht – wij hopen van niet – zullen moeten doen, gedurende geruime tijd in een bunker onder de grond, zoals te verwachten is, dat nodig zal zijn bij fall-out, kunnen leven, of zij de psychische spanning, die dit ongetwijfeld met zich brengt, kunnen doorstaan. Men heeft dit eens moeten beproeven. Men heeft die mensen daar dus laten zitten. Voor de meesten van hen is het goed afgelopen, maar er zijn ook lieden, die het niet kunnen verdragen. Het is nuttig, dit te weten. Men moet die reacties leren kennen. Ik vind het bijzonder bedenkelijk, deze zaak in het belachelijke te trekken.
Vaststelling hoofdstuk V (Binnenlandse Zaken) 1961
22ste vergadering -24 november
(pag. 27, Minister Toxopeus)
Wanneer er een gewijzigde militaire veronderstelling komt die wordt niet door mij vastgesteld, moet ik mij als leek op dat terrein toch wel daaraan houden en zeggen: welnu, ik zie op het ogenblik, dat men veronderstelt, dat ons land die en die gevaren wacht. Dan kan ik mij ook niet gedragen naar de gedachte: wat kan de vijand al niet doen en daartegen moet ik alles inrichten, daarop moet ik mij baseren. Dan zal ik mij moeten gedragen naar de veronderstelling van wat de vijand geacht zal kunnen worden werkelijk te doen, en daarvoor zijn anderen aangewezen om dat te beoordelen. Het is weleens prettig om dan maar afgeleid dat beleid te mogen voeren. Mevrouw de Presidente! De geachte afgevaardigden de heren Bakker en Van der Veen hebben ieder op eigen wijze de B.B. eigenlijk afgewezen. De een, de geachte afgevaardigde de heer Van der Veen, ik heb zijn preek, zijn rede, vanmiddag beluisterd, heeft op een gegeven ogenblik gezegd, dat de B.B. een afgod was geworden. Ik zie niets, dat er minder op lijkt dan de B.B. De geachte afgevaardigde de heer Bakker heeft het geworpen over deze boeg en zegt: er is helemaal geen kans op bezetting. Terwijl de een zeide: Beter blo Jan dan do Jan, laat mij maar liever bezet zijn dan dat ik doodga, zeide de ander: Neen, ik ben liever do Jan dan blo Jan, ik wil liever ervoor vechten, maar er is ook in mijn systeem geen enkele noodzaak van een B.B., want er komt immers geen oorlog en er komt geen bezetting, dus, waar maak je je druk over? Mevrouw de Presidente! Ik schaar mij aan de zijde van degenen, die zeggen: liever vechten dan bezet zijn, maar ik schaar mij bepaald niet aan de zijde van degenen, die menen, dat er op dit ogenblik geen enkele mogelijkheid van oorlogsdreiging en van bezet worden van ons land zou bestaan. Ik herhaal, ik geloof, dat het alleen maar verstandig, nuttig en realistisch is voor een ieder om te zeggen: de kansen, die er zijn op dat gebied, zijn er nu een keer en daartegen zal ik mij zo goed mogelijk wapenen. Het is natuurlijk niet doenlijk voor iedereen, en dat wordt ook niet verwacht, een schuilkelder te bouwen tegen atoombomaanvallen van welk kaliber dan ook. Het is wel doenlijk, een zo goed mogelijke organisatie te hebben om, als er wat gebeurt, in te grijpen. Het heeft mij tot vreugde gestemd, dat ik in het algemeen instemming heb gevonden met de reorganisatie, die zich richt op een nieuwe militaire veronderstelling, waarbij wij dus de nieuwe B.B.-gebieden krijgen, minder in getal, met ieder een goede commandopost; de beschermers zijn dan beschermd, zal de geachte afgevaardigde de heer Bakker zeggen, zijn beschermd, maar ze moeten er zijn om de zaken leiding te kunnen geven, en wat de geachte afgevaardigde de heer Beernink betreft, stellig zal door mij worden bezien of in het B-gebied ook niet noodwachtplicht moet worden ingevoerd. Het aantal mensen van de overheidsdiensten is niets verminderd, het aantal commandoposten is wel ver-inderd, het aantal lieden bij de individuele zelfbescherming is wel verminderd. Daar is ook een reorganisatie aan de gang. Het is de overtuiging, dat het mogelijk zal zijn met goede en krachtige voorlichting en het stemt mij tot vreugde, dat de Kamer daarmede in het algemeen instemming heeft willen betuigen van de bevolking te geraken tot een behoorlijke zelfbescherming. Dat het niet een gemakkelijk taak is, moeten wij goed willen verstaan. De geachte afgevaardigde de heer Weijters zei: We kunnen niet meer zitten met een zak zand op zolder, een gasmasker aan een spijker in de keldermuur, enz. Ik herinner mij uit de laatste oorlog, dat wij voor het geval van inslag van brandbommen het advies hebben gehad, misschien zelfs wel het voorschrift, om een laag zand van zekere dikte op de zolderverdieping aan te brengen. Ik herinner mij ook, dat ik bijzonder weinig, ik kan mij er zelfs niet herinneren, personen heb gekend, die ook werkelijk op zolder die laag zand hadden aangebracht. Ik wil hiervoor van de kant van de Kamer toch wel begrip vragen. Wanneer men nu voorlichting gaat geven, die erop gericht is de mensen te leren wat ze moeten doen, als die bommen werkelijk uit de lucht komen vallen, dan moet men ervoor zorgen, dat de mensen het blijven weten en ook werkelijk gaan doen, want anders is het na een jaar uit het geheugen verdwenen en zegt men: Ach, zo belangrijk is het niet. Dat men bij deze voorlichting gebruik maakt van alle organen, die men in de vrije maatschappij ter beschikking heeft, lijkt mij verstandig. Het geeft bovendien een direct contact met de mensen. De moeilijkheid is weleens, dat voorlichting van overheidswege nu eenmaal, zo zijn wij dan ook in Nederland, niet zo vlot erin gaat als de voorlichting, die men uit eigen kring ontvangt. Ten aanzien van de stichting B.B. is mij gevraagd wat ik daarmee ga doen. Er is juist omtrent de voorlichtingstaak van deze stichting in deze nieuwe militaire veronderstelling sprake van reorganisatie. Ik ben met het bestuur van deze stichting in overleg. Ik zou dit overleg gaarne willen beëindigen vóór ik een uitspraak doe en maatregelen neem ten aanzien van de vraag welke positie door Overheid, stichting en andere maatschappelijke organisaties in ons land moet worden ingenomen. De geachte afgevaardigde de heer Ritmeester heeft gevraagd naar de positie van de burgemeesters. Die positie blijft dezelfde, die zij is volgens de Wet bescherming bevolking. De heer Beernink heb ik geantwoord op zijn vraag of het in de bedoeling ligt over te gaan tot invoering van noodwacht-plicht in de B-gebieden. Ik zou ook deze punten wel gaarne in de kamercommissie willen toelichten. Ik geloof, dat dergelijke technische zaken zich het beste voor overleg in die kring lenen, waarbij wij dan ook wat uitvoeriger op ieder onderwerp kunnen ingaan. Verscheidene geachte afgevaardigden, met name de heren Van der Veen en Bakker, toch al geen grote minnaars van de bescherming bevolking, hoewel zij, naar ik hoop niet, maar misschien te eniger tijd de zeer nuttige diensten van dit instituut niet zullen kunnen ontberen, hebben zich uitgelaten over de commandopostoefening in Berg en Dal: Copex. Er is ten tonele gevoerd een juffrouw, die gezegd zou hebben: Ik vond het zo leuk, ik zou het nog weleens willen doen. Betekent dat dan, dat het een nutteloze oefening was, omdat die juffrouw dat in haar enthousiasme aan de journalist heeft meegedeeld, die vroeg: En vond U dat zo naar? Zij antwoordde: Neen, ik vond het heel leuk. Wat is nu het nut van die dingen? Als wij lezen over het de ruimte inschieten van mensen, dan weten wij, dat er nu al allerlei lieden worden getest of zij een dergelijke ruimtevaart kunnen verdragen. Ik heb er al heel wat over gezien en gelezen. U ziet ze in allerlei luchtledige of luchtdichte kamers in allerlei standen opgesloten. Er zullen nu eenmaal niet alleen aapjes of hondjes worden afgeschoten. Men moet deze proeven dus nemen om te weten te komen of de mens deze dingen kan verdragen. Wat men in dit geval heeft willen proberen, is of degenen, die dit t.z.t. wellicht – wij hopen van niet – zullen moeten doen, gedurende geruime tijd in een bunker onder de grond, zoals te verwachten is, dat nodig zal zijn bij fall-out, kunnen leven, of zij de psychische spanning, die dit ongetwijfeld met zich brengt, kunnen doorstaan. Men heeft dit eens moeten beproeven. Men heeft die mensen daar dus laten zitten. Voor de meesten van hen is het goed afgelopen, maar er zijn ook lieden, die het niet kunnen verdragen. Het is nuttig, dit te weten. Men moet die reacties leren kennen. Ik vind het bijzonder bedenkelijk, deze zaak in het belachelijke te trekken.
Labels:
1961,
BB,
Berg en Dal,
Copex,
Gelderland,
geschiedenis
10 april 2013
BB-ers van Berg en Dal weer opgedoken
Leeuwarder Courant, 31-10-1960:
BB-ers van Berg en Dal weer opgedoken
Tevredenheid over verloop oefening
Om precies twaalf uur vanmiddag is de ondergrondse BB-bunker van de kommandopost kring Gelderland in Berg en Dal, waarin een week lang 25 personen hebben deel genomen aan de oefening „Copex", geopend. Zeven etmalen lang is het enige kontakt, dat men met de buitenwereld had, een simpel telefoontje geweest, waarin gevraagd werd of alles nog goed was. Dit telefonisch kontakt werd elk kwartier herhaald maar meer dan deze vraag werd niet gesteld. Eenmaal is de deur van de bunker tussentijds open geweest. Dat was, toen de telefoniste mej. Awater naar het ziekenhuis moest worden vervoerd in verband met een akute blindedarmontsteking. De 25 deelnemers werden vanmiddag opgewacht door een grote schare familieleden, terwijl de Koninklijke Militaire Luchtmachtkapel aan deze familiehereniging bijzondere luister bijzette. De eerste indrukken, die de BB-leiding van de oefening kreeg, waren bijzonder gunstig.
De arts, die aan de oefening deelnam, de direkteur van de Nijmeegse GGD dokter J. C. Burg, verklaarde zeer tevreden te zijn over de manier, waarop men deze afzondering is doorgekomen. Volgens hem zijn bij een ieder spanningen opgetreden, die hebben geleerd, dat men bij herhaling van een dergelijke oefening moet werken met BB-ers, die op elkaar zijn afgestemd. De voeding uit blik heeft voldaan en de maagklachten, die zijn opgetreden, waren niet van dien aard, dat moest worden ingegrepen.
De telefoniste, die dinsdag naar het ziekenhuis werd vervoerd, kreeg de blindedarmontsteking op het moment, dat de oefening veronderstelde, dat de radioaktiviteit buiten 80 röntgen per uur was. In dat geval was het mogelijk een patiënt onder direkt levensgevaar naar het ziekenhuis op korte afstand te vervoeren. Maar, zo zei dokter Burg, ook al zou de oefening een hogere radioaktiviteit hebben verondersteld, zou ik bij dit meisje geen enkel risiko hebben genomen. Overigens was voor een spoedoperatie de bunker niet ingericht. Dokter Burg was uitgerust met een flink instrumentarium en had de beschikking over anti-biotica. Verdere ziektegevallen zijn niet voorgekomen.
Twee assistenten van prof. Rutte zullen aan het rapport van deze oefening een psychologische studie toevoegen. Als een voorlopige konklusie gaven zij, dat de psyche van de deelnemers onder deze oefening niet had geleden. Ook de kunstmatige ventilatie heeft voldaan. Wèl moest af en toe iets minder gerookt worden, maar men heeft geen gebrek aan zuurstof gehad. TNO heeft tijdens de oefening metingen verricht, die nog nader zullen worden uitgewerkt. Het resultaat van de oefening zal over enige tijd in een rapport aan de minister van Binnenlandse Zaken worden aangeboden.
Labels:
1960,
BB,
Berg en Dal,
Copex,
Gelderland,
geschiedenis
Atoom-padvinders
De Waarheid, 22-11-1960:
Atoom-padvinders
De heer J. J. van Bommel, hoofdredacteur van het BB-orgaan „De Paladijn" is boos. In het nummer van november 1960 foetert hij tegen „persorganen en schrijvers, die van huis uit of van nature weigeren de BB serieus te nemen." Nu zijn wij, communisten, noch van huis uit noch van nature tegen de BB. Men heeft mij thuis nooit een waarschuwing tegen de BB meegegeven en ook mijn instinct heeft er weinig mee te maken. Alleen mijn verstand geeft me mijn weerzin tegen het padvinderen op het terrein der atoomsplitsing in. Padvinderen moet tot de jeugd beperkt blijven. Zodra ik een hopman zie met té mollige en té witte knieën onder de korte broek, wordt de gal al in mijn lever losgemaakt. En als zo'n padvinder dan nog met handblussers en vuurzwepen een H-bom te lijf wil, loopt die gal over. Ik heb tweemaal de twijfelachtige eer gehad een BB-oefening gade te slaan. Eenmaal in Hilversum en eenmaal in Den Helder. Ik hoefde niet naar de plaats van handeling te zoeken, want er was tevoren bekend gemaakt waar de bom zou vallen. Tijd en plaats waren al weken vastgesteld, als gold het de intocht van Sinterklaas.
Dat was de fundamentele stommiteit. Je kan van de vijand niet verwachten, dat hij de heer Van Bommel en zijn mede-hoplieden vooraf waarschuwt waar en wanneer hij zijn bom gaat gooien. Zelfs de vriendelijkste vijand doet zoiets niet.
Bovendien: als er een atoombom op de gasfabriek van Den Helder valt, dan staat er geen fabriek meer. Dan is Den Helder ex-marinebasis. Dan hebben de padvinders en padvindsters in BB-overall niets aan hun waterspuiten en vuurzwepen. Dan zijn zij niet meer te onderscheiden van het wrakhout, dat op de kolkende zee boven geheel westelijk Nederland drijft. Dan zwijgt de ondergrondse commandopost bij Honsholredijk of St. Maartensvlotbrug, want er staat vijf meter water boven.
De heer Van Bommel vergist zich als hij De Waarheid rekent tot de persorganen die de BB niet serieus nemen. Wij nemen haar wel serieus, heel serieus zelfs, ook al spotten we met het dilettantisme en de poeha van de BB-hoplieden.
We hebben zelfs de hoop niet opgegeven, dat bij de tegenwoordige stand van de wetenschap het geval-BB nog te genezen is. Want schrijft de heer Van Bommel niet dat bij de ondergrondse oefening in Berg en Dal ook psychologen waren betrokken „om te onderzoeken of en in hoeverre er zich bij de deelnemers aan COPEX afwijkingen hebben voorgedaan"?
Mag ik voorstellen om het psychologisch onderzoek uit te strekken tot alle bovengrondse BB-hoplieden? Dan komt er uit de oefening in Berg en Dal misschien nog iets meer dan een blindedarm…
Labels:
BB,
Berg en Dal,
Copex,
Gelderland,
geschiedenis
BB'ster ziek naar boven gehaald
Het vrije volk: 26-10-1960:
BB'ster ziek naar boven gehaald
(Van een onzer verslaggevers)
De bezetting van de ondergrondse commandopost van de BB in Berg en Dal waar de oefening Copex 26 leden van de BB zeven dagen lang van de l buitenwereld afgezonderd houdt, is met een centralist» verminderd. Gistermorgen reed in alle vroegte .een ambulancewagen naar de commandopost, om de centraliste, mej, J. Awater uit Nijmegen, op te halen, die voor een operatieve ingreep naar het ziekenhuis moest worden gebracht.
BB'ster ziek naar boven gehaald
(Van een onzer verslaggevers)
De bezetting van de ondergrondse commandopost van de BB in Berg en Dal waar de oefening Copex 26 leden van de BB zeven dagen lang van de l buitenwereld afgezonderd houdt, is met een centralist» verminderd. Gistermorgen reed in alle vroegte .een ambulancewagen naar de commandopost, om de centraliste, mej, J. Awater uit Nijmegen, op te halen, die voor een operatieve ingreep naar het ziekenhuis moest worden gebracht.
Labels:
1960,
BB,
Berg en Dal,
Copex,
Gelderland,
geschiedenis
09 april 2013
08 april 2013
Oefening „Copex"
Leeuwarder Courant, 25-10-1960:
Gistermorgen om twaalf uur precies is de oefening „Copex" begonnen. Op dat moment werd de ondergrondse kommandopost van de BB-kring Gelderland XIIin Berg en Dal bij Nijmegen officieel afgesloten en verzegeld. Toen de deelnemers (26, van wie zeven vrouwen) de post binnenkwamen, stond er al een maaltijd (overeenkomende met 3000 kalorieën) klaar. Voor ontspanning zijn er schaak- en damspelen, kaarten en andere spelen, terwijl er ook gelegenheid bestaat tot het verrichten van handenarbeid. Het schaakspel genoot direkt al de aandacht.
Labels:
1960,
BB,
Berg en Dal,
Copex,
Gelderland,
geschiedenis
07 april 2013
Zeven dagen ondergronds
Leeuwarder Courant, 20-10-1960:
ZEVEN DAGEN ONDERGRONDS
In de kommandopost van de BB-kring Gelderland 12 bij Berg en Dal onder Nijmegen, zal van 24 oktober tot en met 31 oktober een ploeg van 26 BB-vriiwilligers geheel van de buitenwereld afgesloten onder de grond verblijven. Deze „eenzame opsluiting" noemt men oefening Copex (afkorting van commandopost-experiment) en zij is bedoeld als een test voor de nieuwe omstandigheden, waaronder de BB zal moeten werken. De nieuwe omstandigheden zijn gebaseerd op de door de verenigde chefs van staven vastgestelde nieuwe militaire veronderstellingen, waarbij men — zoals bekend — rekening houdt met atoom-aanvallen op Nederland. In de oefening Copex gaat men er dan ook van uit, dat het gebied van Nijmegen ernstig radio-aktief besmet is.
Het personeel in de kommandopost, negentien mannen en zeven vrouwen zal onder deze omstandigheden het BB-kommandowerk moeten verrichten. Op wetenschappelijke wijze wordt nagegaan wat de invloed van een dergelijk lang verblijf onder de grond op physiek en psyche van de mens is. Dagelijks zullen de mannen en vrouwen medisch worden gekontroleerd door de arts J. C. Burg, direkteur van de Nijmeegse GGD. die zelf ook zeven dagen „opgesloten" is. Twee deskundigen zullen de psychologische reakties van het BB-personeel na afloop van de oefening testen.
06 april 2013
05 april 2013
Cottingley Fairies
The Cottingley Fairies appear in a series of five photographs taken by Elsie Wright and Frances Griffiths, two young cousins who lived in Cottingley, near Bradford in England. In 1917, when the first two photographs were taken, Elsie was 16 years old and Frances was 10. The pictures came to the attention of writer Sir Arthur Conan Doyle, who used them to illustrate an article on fairies he had been commissioned to write for the Christmas 1920 edition of The Strand Magazine. Conan Doyle, as a spiritualist, was enthusiastic about the photographs, and interpreted them as clear and visible evidence of psychic phenomena. Public reaction was mixed; some accepted the images as genuine, but others believed they had been faked.
Interest in the Cottingley Fairies gradually declined after 1921. Both girls married and lived abroad for a time after they grew up, yet the photographs continued to hold the public imagination; in 1966 a reporter from the Daily Express newspaper traced Elsie, who had by then returned to the UK. Elsie left open the possibility that she believed she had photographed her thoughts, and the media once again became interested in the story. In the early 1980s Elsie and Frances admitted that the photographs were faked using cardboard cutouts of fairies copied from a popular children's book of the time, but Frances maintained that the fifth and final photograph was genuine.
The photographs and two of the cameras used are on display in the National Media Museum in Bradford.
--
Bron: Wikipedia
Zie ook blog.naver.com/medeiason
Interest in the Cottingley Fairies gradually declined after 1921. Both girls married and lived abroad for a time after they grew up, yet the photographs continued to hold the public imagination; in 1966 a reporter from the Daily Express newspaper traced Elsie, who had by then returned to the UK. Elsie left open the possibility that she believed she had photographed her thoughts, and the media once again became interested in the story. In the early 1980s Elsie and Frances admitted that the photographs were faked using cardboard cutouts of fairies copied from a popular children's book of the time, but Frances maintained that the fifth and final photograph was genuine.
The photographs and two of the cameras used are on display in the National Media Museum in Bradford.
--
Bron: Wikipedia
Zie ook blog.naver.com/medeiason
04 april 2013
The Unknown Photo Album Project, part 3 is online
The Unknown Photo Album Project, part 3 (Ergens in Nederland – waarschijnlijk)
The Unknown Photo Album Project, part 2 (Voorschoten, NL)
The Unknown Photo Album Project, part 1 (Franklin County, AK)
03 april 2013
Tijdzand
Foto op karton, geen tekst op achterzijde. Mogelijk Duits, maar niet zeker. Gevonden op een vlooienmarkt in Didam, Gld.
02 april 2013
Orb-fotografie met camcorder
Bovenstaande foto's zijn al wat ouder: genomen op 11 november 2011 in de Johannes de Doperkerk, Bergstraat, Wageningen, tijdens een optreden van Toonkunstkoor Wageningen. Aangezien de foto's niet al te scherp waren, zijn ze een tijdje onopgemerkt gebleven. Bij het nazoeken van oudere foto's, bleek er een orb op drie van de foto's te staan.
De foto's zijn gemaakt met een JVC Everio GZ-MS250 (f/2.2, 1/50e sec). Een camcorder dus, wat betekent dat er niet geflitst is.
Meer orb-fotografie hier.
Labels:
2011,
camcorder,
fotografie,
JVC,
JVC Everio GZ-MS250,
orb,
orbs,
Wageningen
Abonneren op:
Posts (Atom)